Onlangs bezocht ik het symposium ‘Het geweten als last’. Frans Schalkwijk, psychoanalyticus/psychotherapeut, maakte daar onderscheid tussen twee typen emoties, basale en zelfbewuste. Tot de eerste categorie rekent hij emoties als vreugde, verbazing, woede, verdriet, angst en afschuw. De emoties uit de tweede categorie ontstaan later, wanneer een kind bewust wordt van zichzelf. Dat gebeurt zo rond de anderhalf, twee jaar. Geleidelijk aan verandert het vooral lichamelijk voelende wezentje in een peuter die invloed kan uitoefenen op de omgeving, dingen in beweging kan zetten en toegroeit naar een uniek individu dat op een zeker moment van een afstandje naar zichzelf kan kijken. En dan kan het trots gaan ervaren wanneer iets lukt, maar ook schaamte, schuld of vernedering wanneer dat niet het geval is.
Al die emoties horen bij het menszijn. Schuld en schaamte bijvoorbeeld, hoe onaangenaam die ook voelen, hebben een belangrijke functie. Ze prikkelen ons na te denken over ons eigen gedrag en de invloed ervan op de mensen om ons heen. Dat geeft gelegenheid tot correctie en tot het vinden van een optimale balans tussen het dienen van het eigenbelang en de verbinding met anderen. Onaangename emoties vallen in het leven niet te vermijden, die zullen we moeten leren verdragen. Affecttolerantie noemen we dat ook wel.
Maar we kunnen ook een te streng geweten ontwikkelen. De kans bestaat dan dat we die emoties gaan proberen te vermijden, teneinde de lijdensdruk te verminderen. Bijvoorbeeld door perfectionisme. Immers, zolang je alles perfect doet, hoef je niet te voelen hoe het is om te falen en je daarvoor te schamen. Een onmogelijke opgave natuurlijk. Bovendien veroorzaakt perfectionisme stress, kan het een negatieve invloed hebben op je relaties (toegeven is waarschijnlijk lastig) en ontzeg je jezelf de kans om te leren van je eigen fouten.
Gezonder is om datgene wat je doet zo goed mogelijk proberen te doen, in de wetenschap een feilbaar mens te zijn dat fouten maakt en anderen niet altijd tevreden stelt. Er zijn verschillende methoden die je hierbij kunnen helpen. Eens heel bewust een fout maken, en ontdekken dat je daarna nog steeds vrienden hebt, kan heel bevrijdend zijn. Een andere is om je in te spannen voor een goede zaak, zonder teveel te focussen op (de instandhouding van) je zelfbeeld, dus zonder teveel met jezelf bezig te zijn. Een beetje zoals een baby dat doet (of de kat bovenaan deze nieuwsbrief). Die onderzoekt het eigen voetje (of de badeend) en doet dat met totale toewijding. Wat anderen daarvan zouden kunnen vinden, houdt ze niet bezig.
Als volwassen mens kunnen we daar wel wat hulp bij gebruiken, bijvoorbeeld in de vorm van mindfulness- en zelfcompassievaardigheden. Die helpen je om de aandacht te richten en deze (zonder oordeel) met zachte hand terug te leiden naar de taak die je onderhanden hebt zodra je merkt teveel bezig te zijn met zelfbeoordeling. Ook dit zal natuurlijk niet perfect gaan, maar oefening baart kunst. Bovendien is de beloning groot. Want we zijn nu eenmaal gelukkiger wanneer we ons bezig houden met iets wat buiten onszelf ligt, zeker wanneer dat iets groter is dan onszelf, dan wanneer we een te sterke gerichtheid op onszelf hebben. Wie graag meer wil lezen over het omgaan met een strenge innerlijke criticus, kan ik Onvolmaakt tevreden, Omgaan met je innerlijke criticus van Frans Schalkwijk aanbevelen.