\
Margôt van Stee
Arbeidspsycholoog/ Mindfulnesstrainer
/

Eusebeia

07/6/23

Wie Boeddhistische meditatie beoefent, is volgens leraar en auteur Stephen Batchelor vooral bezig met de-conditionering van onze gewenning aan het leven. Als baby zijn we nog voortdurend verwonderd, alles is nieuw. Maar geleidelijk aan raken we gewend aan deze nieuwe situatie en vragen  we ons steeds minder vaak af waar we toch in ‘s hemelsnaam zijn beland: rondtollend in een oneindige en ook nog eens uitdijende ruimte (maak je daar maar eens een voorstelling van) op een bol te midden van andere planeten, sterren en manen, omringd door een ongelooflijke hoeveelheid (hoewel helaas in drastisch tempo afnemende) variatie aan levensvormen met allemaal hun eigen biotoop, uiterlijke verschijningsvormen en overlevingsmechanismen.

De puberteit is zo’n periode dat we vaak met hernieuwde scherpte zien hoe bijzonder dat eigenlijk allemaal wel niet is. De klassieke levensvragen komen op. Draait de wereld gewoon door na mijn dood? Amper voorstelbaar. Wat als ik niet was geboren en ik van dit alles niets had geweten? Nog moeilijker voorstelbaar. Hoe ziet oneindigheid eruit in tijd en ruimte? Mind-boggling als je er werkelijk bij stilstaat. Maar vervolgens vallen we meestal weer snel in slaap. Ik in ieder geval wel. Het duurde jaren waarin het leven me te zeer opslokte voordat het me ineens weer overviel. Ik kan me niet eens meer precies herinneren wat de aanleiding was. Het schokte me dat ik het zo lang was verloren, het eerbiedige ontzag voor het wonder en mysterie van het leven. Eusebeia, zoals de oude Grieken het noemden.

We hebben als mens een ongelooflijk vermogen tot habituatie. Wanneer we ‘s ochtends onze kleren aantrekken voelen we die op de huid, waarna de sensatie vrijwel direct weer geruisloos naar de achtergrond verdwijnt. Als kind hadden wij thuis een klok die voortdurend tikte. Na jaren van blootstelling aan dat geluid was het bijna onmogelijk om het nog te horen. En zo zijn we niet in staat om de wereld waar te nemen zoals die werkelijk is (wat dat ook moge betekenen). De cognitief psycholoog Donald D. Hoffman beweert zelfs dat we überhaupt maar een deel van de werkelijkheid kúnnen waarnemen. Ons brein is namelijk zodanig geëvolueerd dat het slechts waarneemt wat we nodig hebben voor onze overleving. Doelmatig en effectief, maar tegelijkertijd inperkend.

Er is overigens nog een sta in-de-weg om het mirakel van het leven op waarde te kunnen schatten: onze neiging om niet in de wereld maar in verhalen te leven. Zowel in kleine persoonlijke (“Ik ben nu eenmaal een mislukkeling”) als in grote gemeenschappelijke verhalen. Dat laatste laat schrijver Yuval Harari overtuigend zien in zijn bestseller Sapiens. Volgens hem creëert de mens verhalen in de vorm van geloofsovertuigingen en politieke ideologieën teneinde op grote schaal samen te kunnen leven en de dood op afstand te houden. Het is het water waar we in zwemmen, zoals David Foster Wallace prachtig betoogt in zijn legendarische lezing This is Water.

Die verhalen worden uiteindelijk ook altijd weer ontmaskerd, als onvolledig of eenzijdig. Zo zag de Westerse mens zichzelf lang als kroon op de schepping die de haar omringende flora en fauna aan zich mocht onderwerpen. We beseften niet welke prijs daarvoor moest worden betaald. Nu we het contact zijn verloren met andere levensvormen en de aarde hebben uitgeput beginnen we daar anders naar te kijken. Hoe kunnen we de kans vergroten dat we wakker blijven, vroeg ik me af, en hoe kunnen we steeds weer opnieuw contact maken met het mirakel van het leven?

Mij helpt het om wat vaker bewust uit te zoomen, wat verder te kijken dan mijn eigen directe leven, bewust stil te staan bij de context waar we in leven, zowel in tijd als in ruimte, zo nu en dan een ander perspectief in te nemen. Heel concreet doe ik dat bijvoorbeeld door iedere avond even naar de maan te kijken, haar loop te volgen en haar vorm gedurende de weken te zien veranderen. Of me te realiseren dat alles wat ik om me heen zie, zowel de levende als de dode materie, voortkomt uit het basismateriaal van de aarde na de oerknal.

En natuurlijk helpt mindfulness: waarnemen met open, nieuwsgierige aandacht – niet iets wat we persé geneigd zijn te doen. Hans Eijkelboom, die al jarenlang voorbijgangers op straat fotografeert, was het opgevallen dat de mensen steeds meer in zichzelf gekeerd zijn en minder om zich heen kijken (bijlage NRC 1 juni 2023). We nemen de wereld steeds vaker indirect waar, via een beeldscherm – een tweedehands ervaring. Als ik met het openbaar vervoer reis en om me heen kijk in plaats van op het scherm van m’n telefoon, zie ik altijd wel iets wat me treft. Onlangs deed ik een loopmeditatie met mijn neef van 23 op mijn favoriete wandelpad. We deden een half uur over dat luttele stukje. Na afloop vertelde hij me dat hij nog nooit zoveel verschillende soorten bladeren had gezien op zo’n kleine afstand.

Het zesde uur

04/17/23

Sinds ik zo’n vijfentwintig jaar geleden een hernia had, heb ik mij aangewend om ’s middags even te gaan liggen. Natuurlijk is dat niet altijd mogelijk, maar meestal valt het wel te organiseren. Als het lukt voel ik mij daarna als herboren. En nu ik net Covid heb gehad merk ik ook weer hoe goed het me doet om, naast het doen van herstellende yogahoudingen (met dank aan mijn yogaleraar), af en toe even te gaan liggen.

Annemarieke Fleming, werkzaam als gezondheidszorgpsycholoog bij revalidatiekliniek Reade in Amsterdam, is een groot pleitbezorger van liggend rusten. Daarover schreef ze al eerder in het boek Pijn & het brein dat ze in 2016 samen met Joke Vollebregt publiceerde en dat een standaardwerk is geworden over chronische pijn. Daar is vorig jaar Je vermoeidheid te lijf: na Covid en kanker en bij chronische aandoeningen bij gekomen, wat vermoedelijk net zo’n standaardwerk zal gaan worden.

Fleming is zelf bekend met chronische vermoeidheid na een Covid-infectie. Haar persoonlijke ervaringen hiermee heeft ze door haar boek heen gevlochten. Het is verder gebaseerd op haar ruime werkervaring als psycholoog aangevuld met een heel scala aan wetenschappelijke onderzoeken. Fleming behandelt al jaren patiënten met de methodiek Opbouw van Reserves (OR). Liggend rusten vormt hiervan een belangrijk bestanddeel. Volgens Fleming is het dè manier om chronische vermoeidheid (en ook pijn) te doorbreken, vanzelfsprekend voor zover dat mogelijk is binnen de grenzen die het lichaam stelt.

In Je vermoeidheid te lijf legt ze haarfijn uit hoe die methode werkt. ‘Detectivewerk’, zoals Fleming het noemt, vormt daarvan de eerste fase. Welke factoren houden de klachten onbewust en ongewild in stand en hoe kan de ontstane vicieuze cirkel worden doorbroken? Inzicht hierin is essentieel, omdat het de patiënt motiveert om opgebouwde gewoonten te veranderen. En we weten allemaal hoe lastig dat is. Fleming biedt met haar boek mensen die vaak langdurig en wanhopig worstelen met vermoeidheidsklachten (en veelal tevens pijnklachten, aangezien die vaak samengaan) praktische handvatten en een nieuw perspectief.

Daarnaast toont Fleming overtuigend aan dat dagelijks vijftien tot 20 minuten liggend rusten eigenlijk goed zou zijn voor ons allemaal (let op, niet langer, want vanaf een half uur bestaat de kans dat de nachtrust wordt verstoord). Misschien heb jij ook last van een energiedip rond een uur of twee in de middag? Niet zo gek, bij veel mensen neemt dan namelijk de melatonineproductie en daarmee de slaperigheid toe, daalt de lichaamstemperatuur en nemen de cognitieve vermogens tijdelijk af.

We noemen dit wel de after lunch dip, hoewel een gevulde maag hier minder debet aan is dan onze biologische klok. Een stevige kop koffie is vaak het antwoord, terwijl het veel gezonder zou zijn om eraan toe te geven en indien mogelijk even te gaan liggen. En nu denk je wellicht: oh, lekker even op m’n telefoon kijken of een boek lezen. Maar dat is nou net niet de bedoeling. De gedachte is niets doen, gewoon liggen, eventueel een dutje doen. Mocht dat echt een brug te ver zijn voor je, verslaafd als we nu eenmaal vaak zijn aan prikkels, dan kun je eventueel ook naar rustige muziek luisteren of een begeleide meditatie doen.

Laat onderzoek nou uitwijzen dat dit precies is wat mensen massaal gingen doen tijdens de pandemie. Een kleine siësta dus, oftewel een sexta hora, zoals de Romeinen het noemden: een dutje in het zesde uur van de dag, gerekend vanaf het wakker worden. Een goede gewoonte die ook nog eens de nachtrust ten goede komt, zoals ik zelf proefondervindelijk heb kunnen vaststellen. 

Verlies

01/24/23

Op dierendag jl. moesten we onze lieve poes Lilith laten inslapen. Een goede vriendin verzachtte het leed door me het boek Grief cadeau te doen. De auteur Michael Cholbi analyseert hierin vanuit filosofisch perspectief het fenomeen rouw. Daarbij stuit hij op een paradox. Enerzijds, zegt hij, gaat rouw gepaard met hele onaangename emoties en zou je het om die reden moeten willen vermijden of betreuren. Anderzijds is rouw waardevol en zouden we het dus juist helemaal niet moeten willen vermijden, sterker nog, zouden we zelfs dankbaar moeten zijn voor het feit dat we rouwen.

Dit herkende ik helemaal. Ik was heel erg verdrietig na het overlijden van onze poes, zag voortdurend voor me hoe ellendig ik haar die ochtend had aangetroffen, vroeg me dagenlang af of we wel echt alles hadden gedaan om dit te voorkomen en mis nog iedere dag haar aaibare aanwezigheid. Tegelijkertijd had ik deze periode van rouw niet willen overslaan. Het feit dat ik rouwde verbond me nog met haar en was tevens een eerbetoon aan dat wat ze voor me had betekend. Ik zou haar en mijn liefde voor haar schromelijk tekort hebben gedaan als ik gewoon weer was overgegaan tot de orde van de dag.

Om te laten zien wat rouw zo waardevol maakt vergelijkt Cholbi in zijn boek twee romanpersonages: Meursault, de hoofdpersoon uit l’Étranger van de Frans-Algerijnse auteur Albert Camus, en de Britse schrijver en theoloog C.S. Lewis (auteur van onder andere The Chronicles of Narnia). Na het overlijden van zijn grote liefde Joy Davidman is Lewis verwoest, zoals hij beschrijft in het onder pseudoniem gepubliceerde A Grief Observed.

Meursault daarentegen ondergaat het overlijden van zijn moeder gevoelloos. Hoezeer zijn gedrag wordt afgekeurd blijkt er wel uit dat hem dit nog sterker wordt aangerekend dan het feit dat hij iemand heeft vermoord (hoewel hier mogelijk ook een racistisch motief meespeelt, het slachtoffer is namelijk een Algerijn). Cholbi concludeert dat hoezeer je het mensen ook zou gunnen zo’n afschuwelijk rouwproces niet te hoeven meemaken, rouwen ten diepste je menselijkheid toont.

Cholbi onderzoekt in zijn boek wie en wat we nu eigenlijk precies betreuren wanneer we rouwen. En nadat hij andere kandidaten logisch redenerend heeft af geserveerd – je bent filosoof of je bent het niet – is zijn conclusie dat we in de kern rouwen om de veranderde relatie met de overledene. Let wel: veranderde, niet verdwenen, want de relatie gaat door, maar kan onmogelijk op dezelfde voet doorgaan. Dat betekent dus dat ook de nabestaande niet meer dezelfde kan blijven en een transformatie noodzakelijk is.

Op dit punt aangekomen begon ik toch meer herkenning te vinden in het overlijden van mijn ouders dan in dat van de poes. Zo is ook het verlies van kinderen toch wel een heel ander verhaal, zoals Evert van Zijtveld laat zien, vader van twee kinderen die omkwamen bij het neerhalen van de MH17. Van Zijtveld, in een interview voor NRC van 19 en 20 november jl.: “Wat is nog het doel in het leven? Daar hebben we samen een antwoord op gevonden. We hebben het gevoel dat onze kinderen vonden dat we verder moeten met ons leven. Voor dat gevoel zijn we dankbaar”. Om het gedachtegoed van zijn sociaal bewogen kinderen levend te houden richtte hij het Frederique en Robert-Jan van Zijtveld Fonds op.

Verlies is, zoals eigenlijk alles, niet eerlijk verdeeld over de mensheid, maar niemand ontkomt eraan. Het verschijnt op de deurmat in vele vormen en gradaties, zowel in ons persoonlijke als gemeenschappelijke leven. Naast persoonlijke verliezen (van geliefden, gezondheid, een gevoel van zekerheid) kampen we momenteel misschien wel allemaal met gevoelens van rouw vanwege de actuele wereldproblemen. De emoties die dat bij ons oproept zijn onaangenaam en willen we dan ook het liefst vermijden.

Maar zoals Cholbi laat zien wijzen deze emoties ons juist de weg. Het transformatieproces dat gepaard kan gaan met verlies leidt volgens hem tot zelfinzicht en uiteindelijk tot de kernvraag van de filosofie: hoe wil ik leven? Niet dat de nabestaanden daar op uit zijn of überhaupt beseffen dat dat is wat ze aan het doen zijn – ze hebben wel wat anders aan hun hoofd en in hun hart. Toch is volgens Cholbi een mogelijk neveneffect van het rouwproces dat je niet kunt blijven wie je was en jezelf opnieuw zult moeten uitvinden. En dat geldt niet alleen voor menselijke verliezen. Wijs rouwen is een taak waar we in welke vorm dan ook misschien wel allemaal voor staan, op dagelijkse basis.