\
Margôt van Stee
Arbeidspsycholoog/ Mindfulnesstrainer
/

Drie jaar na het begin van de COVID-pandemie in Nederland was het dan zover: eindelijk had ook ik dat tweede streepje. Het voelde als een stevige griep, zoals ik die zo eens in de tien jaar heb en waarvan ik de laatste keer nog een poos flink moe was gebleven. Toch was het ditmaal anders en kreeg ik klachten die ik aanvankelijk moeilijk kon plaatsen; naast vermoeidheid, hartkloppingen, kortademigheid, een droge mond, te veel onrust om goed te kunnen slapen. Geleidelijk aan begon ik de triggers te herkennen: een overmaat aan prikkels, fysieke en geestelijke inspanning, stress, onvoldoende rust.

Er was maar heel weinig voor nodig om de klachten te doen opvlammen. Gewoon leven, eigenlijk. Voordat ik begreep wat er aan de hand was, had ik dan ook geen klachtenvrij moment meer. Toen ik me beter begon te voelen kreeg ik te maken met de beruchte COVID-terugvallen als gevolg van minieme stapjes voorwaarts: een kwartiertje zwemmen in een rustig tempo, uit eten gaan in een zorgvuldig uitgekozen restaurant met goede akoestiek, een halve uitzending Zomergasten. De repercussies waren verrassend heftig en direct: wekenlang gierde de adrenaline weer door m’n lijf (zonder stressbron wel te verstaan) en had ik zoveel dorst dat er op een slechte nacht een volle Dopper doorheen ging. Een ontregeld zenuwstelsel, is het vermoeden van onderzoekers. En zo voelde het inderdaad. Daarnaast stopt het enzym dat de infectie bestrijdt kennelijk niet na gedane arbeid en wordt daarmee verantwoordelijk voor de aanhoudende malaise.

We weten niet hoeveel mensen na een COVID-infectie te maken krijgen met klachten. Ik kom schattingen tegen van één op de acht, maar hoeveel mensen waarvan last hebben en hoe lang, of wat hen helpt – het is allemaal niet systematisch bijgehouden. Sommige kinderen hebben zo weinig energie dat ze niet meer naar school gaan en er zijn mensen die al jaren thuis zitten vanwege vermoeidheid en hersenmist. Maar de klachten kunnen ook beperkt blijven tot een paar maanden reuk- en smaakverlies (evengoed ben ik blij dat me dat bespaard is gebleven). En: hoeveel verdeeldheid het virus ook mag hebben gezaaid in de samenleving, de naweeën lijken, als ik zo om me heen kijk, geen onderscheid te maken tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden.

Het is begrijpelijk dat nog veel onbekend is over deze aandoening. Het betreft een relatief jong verschijnsel, in ieder geval onder mensen. Maar als het inderdaad een blijvertje is, dan wordt het wel zaak om beter te gaan snappen wat het virus precies aanricht en wat eraan gedaan kan worden. Het heeft immers een enorme impact op het welzijn van mensen en hun deelname aan de maatschappij. Begin juni kwam het goede nieuws dat minister Kuipers van Volksgezondheid 32 miljoen euro beschikbaar stelt voor onderzoek naar post-COVID.

Zelf heb ik gelukkig steeds kunnen blijven werken, zij het veel minder uren. Nog altijd ben ik behoorlijk beperkt in wat ik kan doen, maar heel geleidelijk aan heb ik minder terugvallen, duren ze korter en zijn ze minder heftig. Waar heb ik dat aan te danken? Ik doe onder meer aan liggend rusten (volgens de methode van Annemarieke Fleming, zie ook mijn vorige blog) en yoga (zij het op een veel lager pitje), wandel (op advies van de huisarts, niet aan dovevrouwsoren gericht), vermijd te veel fysieke inspanning, stress en prikkels (ik ga nooit meer de deur uit zonder ouderwetse oordoppen, een zegen in zakformaat), douche koud af, mediteer nog wat vaker, doe ademhalings- en andere oefeningen voor de nervus vagus en ga voor behandeling naar mijn fysiotherapeut/osteopaat.

Daarnaast is er mijn persoonlijke situatie die mij überhaupt in staat stelt om rust te nemen. Er lopen weliswaar drie katten maar geen kleine kinderen rond en het was mogelijk om minder te gaan werken. Bovendien heb ik geen financiële zorgen. En ook mijn vak, van psycholoog gespecialiseerd in arbeid en gezondheid en in mindfulness, komt goed van pas: niet alleen is mijn werk relatief prikkelarm, ook heb ik ruime ervaring met het begeleiden van mensen met een burnout en beschikte ik al over methoden om het centraal zenuwstelsel te kalmeren.

Verder ben ik getraind in het omgaan met gedachten en gevoelens die het hersteltraject nodeloos zouden kunnen verlengen. Het is niet voor niets dat cognitieve gedragstherapie post-COVID klachten kan doen afnemen. Het haalt die extra laag eraf, die we ongewild en onbedoeld bovenop het lijden kunnen leggen: de twijfels die na verloop van tijd de kop op kunnen steken, de angst dat het nooit meer goed gaat komen.

Maar in hoeverre de opgaande lijn te danken is aan al deze factoren of simpelweg het resultaat is van een natuurlijk proces, eerlijk gezegd zou ik het niet kunnen zeggen. Een uitspraak van een sportieve supervisant over de eerste drie maanden na haar Covid-infectie is mij bijgebleven: ‘Er was niets, dus er was ook niets om op te bouwen’. De mens zoekt altijd naar een uitweg uit het lijden, baseert zich daarbij op bewezen methoden of doet maar wat. En probeert te accepteren wat vooralsnog nu eenmaal even zo is.

Het afgelopen half jaar heb ik vaak gedacht aan mensen in ongunstiger omstandigheden. En aan jongeren die nog volop bezig zijn hun leven op te bouwen en voor wie dit allemaal nog vele malen verdrietiger en frustrerender moet zijn. Dat laat onverlet dat ook ik reikhalzend uitkijk naar het moment dat ik niet meer iedere paar uur rust hoef te nemen, weer wat meer kan werken, naar zwemtraining kan, eens uit eten kan gaan of naar een dansvoorstelling of concert. Ik heb alvast kaarten in huis voor Loreena McKennitt in Carré, op 2 april volgend jaar!