Inmiddels werk ik zo’n twintig jaar als arbeidspsycholoog waarvan bijna
tien jaar in mijn eigen praktijk. In deze brief wil ik graag een
voorschotje nemen op dit tweede lustrum door aandacht te besteden aan
een aantal ontwikkelingen binnen de arbeidspsychologie. Dat zal ik doen
op basis van onderzoek en mijn eigen ervaringen met cliënten.
Met stip op één staat natuurlijk het onderwerp stress, al dan niet
uitmondend in ziekmelding vanwege burnout. TNO meldt in de Arbobalans
van 2018 dat werknemers zich steeds meer opgejaagd voelen in hun werk.
Bij een burnout is zelden één oorzaak aan te wijzen, feit is dat
werknemers het gevoel hebben dat er steeds hogere eisen aan hen wordt
gesteld terwijl ze tegelijkertijd steeds minder ruimte krijgen. En dat
is wel hèt recept voor een burnout, zoals we weten uit onderzoek. Veel
verantwoordelijkheden, weinig sturingsmogelijkheden. Ik herken dat in
mijn praktijk. Zelfstandigen zonder personeel, de ZZP’ers, ervaren meer
autonomie en hebben minder last van hoge eisen.
Een vaak onderschatte oorzaak van burnout is een waardenconflict, zoals
ik lang geleden van Jaap van den Broek leerde. Het gevoel te hebben
jezelf te moeten verloochenen, niet trouw te kunnen zijn aan jezelf uit
angst voor een negatieve beoordeling of verlies van je baan. Het gaat
bijvoorbeeld om werknemers die opdracht krijgen van de baas om klanten
een verkeerde voorstelling van zaken te geven, mensen die werken bij een
bedrijf waar targets belangrijker lijken te zijn dan kwaliteit of waar
de nadruk op onderlinge competitie ten koste gaat van de collegialiteit.
Het is niet alleen de diagnose burnout die vaak wordt gesteld. Er lijkt
tevens sprake te zijn van een toename van mensen met een angststoornis,
depressie, AD(H)D of autisme spectrum stoornis (ASS). Maar klopt dit
ook? De cijfers spreken elkaar soms tegen. En als het zo is, heeft dat
dan te maken met het oprekken van definities of met een toename in
bewustwording en herkenning van symptomen? Spelen er ook commerciële
belangen, bijvoorbeeld van de farmaceutische industrie (zoals Trudy
Dehue zich al in 2008 afvroeg in het boek de Depressie-epidemie) of is
het een effect van de veranderende eisen en normen binnen de
samenleving? Of zijn we misschien minder tolerant geworden?
Voor een aantal stoornissen zijn de DSM-criteria in ieder geval wel
verruimd. Ik kan me nog herinneren dat tijdens mijn studie een film werd
vertoond over autistische kinderen (ASS bestond toen nog niet). Dat
waren kinderen die met hun handen fladderden en met wie het heel
moeilijk, zo niet onmogelijk, was om contact te leggen. Tegenwoordig
krijg ik mensen in mijn praktijk die zich afvragen of ze een stoornis
hebben binnen het autistische spectrum wanneer ze liever met hun neus in
de boeken zitten dan naar een feestje te gaan.
Je zou kunnen zeggen dat datgene wat we als ziek beschouwen deels
reflecteert wat we als samenleving belangrijk en normaal vinden. En dat
zie je ook weer terug in de eisen op de arbeidsmarkt. Die vraagt om
flexibele, extraverte en sociaal vaardige werknemers die goed kunnen
omgaan met voortdurende verandering, prestatiedruk, onzekerheid en niet
te vergeten een hoge doses prikkels. Dat betekent dat de grondigen,
zorgvuldigen en diepe vorsers onder ons, degenen die niet zoveel externe
prikkels of druk kunnen verdragen, die snel zijn afgeleid of hechten
aan zekerheid eerder buiten de boot vallen. Het verschaft mij in ieder
geval altijd enorm veel voldoening wanneer iemand die afwijkt van die
gangbare norm er in slaagt om de juiste professionele bestemming te
vinden of te creëren.
En dan de kantoortuin die alweer een hele poos onder vuur ligt. Terecht,
wat mij betreft. Want hoewel ik in mijn praktijk natuurlijk vooral de
slachtoffers van deze uitvinding tegenkom, durf ik wel te beweren dat de
kantoortuin veel werknemers onnodig veel stress en afleiding bezorgt en
vaak ook nog eens niet goed is voor de productiviteit. Integendeel,
mensen blijven liever een dagje thuis als ze echt even willen werken.
Onderzoek uitgevoerd door Harvard Business School bevestigt deze indruk
en wijst bovendien uit dat de kantoortuin eerder eenzaam maakt dan
contacten stimuleert. Mensen sluiten zich af voor de gestage stroom
prikkels door zich terug te trekken. Want als íets voor overprikkeling
kan zorgen, zo weten de mensen die ooit een burnout hebben gehad, dan
zijn het wel andere mensen.
De zelfsturende teams, ook daar heb ik in de loop der jaren mensen op
zien sneuvelen. “Bij Buurtzorg is het een succes, dus waarom zou het bij
ons niet kunnen werken?” Maar het maakt uit of er al een geschiedenis
is met ‘het oude werken’ en of het eigenlijk om een verkapte
bezuinigingsmaatregel gaat. Bovendien is het format dat in het ene
bedrijf werkt niet zomaar toe te passen in een andere context. Toch kan
het een hele goede organisatievorm zijn, mits er sprake is van maatwerk,
zo vond Irene Sinteur die aan de VU promoveerde op zelfsturing bij
bedrijven.
Tja, en dan de grote olifant in de werkkamer: de robotisering, logische
opvolger van industrialisatie en automatisering. Het belooft gemak en
tijdswinst, maar het dreigt wel een substantieel deel van de werkende
bevolking overbodig te maken. Wat moeten we met al die mensen zonder
werk?! Of zijn we het misschien wel zelf?! Hoe kunnen we onszelf dan nog
nuttig maken? Want dat is wat we immers graag willen, zoals ook het
Tinbergen Instituut recentelijk weer vaststelde op basis van onderzoek.
Als sociale dieren willen we het gevoel hebben ergens bij te horen.
Bovendien willen we graag een zinvolle bijdrage leveren aan dat grotere
geheel waar we onderdeel van uitmaken. Dat hoeft niet persé in de vorm
van betaald werk te zijn, maar het is er wel een mooie vorm voor.
Een gevoel van verbondenheid, dat missen veel van mijn cliënten. Want
dat is nu eenmaal een stuk minder gemakkelijk na de zoveelste
reorganisatie of met een tijdelijk dienstverband of flexcontract. Niet
voor niets heb ik de afgelopen jaren heel wat mensen gezien die na lang
wikken en wegen besloten om het roer om te gooien, kozen voor werk dat
hen meer voldoening en verbinding bood en bereid waren daar een prijs
voor te betalen.
Het kan ook anders, bewijzen de oprichters van technologiebedrijf
Basecamp Jason Fried & David Heinemeier Hansson. Ze schreven
daarover het boek It doesn’t have to be crazy at work. Bij
Basecamp geen kantoortuin maar bibliotheekregels. Op de werkvloer heerst
stilte en concentratie. In plaats van stilteruimtes zijn er
praatruimtes. Voortdurend online zijn wordt ontmoedigd. En managers
worden geacht minder gericht te zijn op de targets en de missie en meer
op hun medewerkers. Werk hoeft helemaal geen aaneenschakeling van stress
en chaos te zijn.