Eén van de leukste boeken die zijn uitgekomen in 2009 is voor mij Taal is zeg maar echt mijn ding van Paulien Cornelisse. Het betreft een verzameling columns over hedendaags Nederlands taalgebruik. Ik vond het bijzonder geestig en getuigen van een scherp psychologisch inzicht, wat niet mag verbazen voor een psycholoog die ook nog eens afkomstig is uit een psychologennest.
Het aardige is dat Cornelisse niet duidt, maar haar voorbeelden voor zich laat spreken. En als goede verstaanders, min of meer deel uitmakend van dezelfde subcultuur en hetzelfde taalgebied, begrijpen wij precies wat ze bedoelt. We voelen haarfijn aan waarom “Het gaat uiteindelijk toch om een stukje samenzijn” haar de kriebels geeft, evenals het inmiddels ingeburgerde ‘duh’ (hoewel ik die eerlijk gezegd best wel leuk vind).
Haar boek maakt duidelijk hoe nauw het allemaal komt. Met ons taalgebruik laten we zien waar we bijhoren, of bij wíllen horen, hoe aardig, slim en belangrijk we zijn, maar ook, als het nodig is, hoe onschadelijk en onschuldig. Het maakt wat mij betreft vooral ook duidelijk hoezeer we als mens voortdurend moeten balanceren tussen twee belangrijke drijfveren. Aan de ene kant is er de wens om onszelf te zijn, ons te laten gelden en ons te onderscheiden van onze medemens. En aan de andere kant is er het verlangen deel uit te maken van de groep, erbij te horen en conflicten te vermijden.
Deze beide drijfveren plaatsen ons nogal eens voor een dilemma. Zo willen we graag eerlijk zijn, maar het liefst zonder dat we daarmee anderen tegen de haren instrijken (“Zo knap hoe je toch gewoon door blijft gaan met je toespraak, terwijl er niemand reageert!”). We willen laten zien wat we kunnen, zonder voor arrogant te worden versleten (“Een hoogleraar neurobiologie zei op de radio: ‘Nou, neurobiologie, daar heb ik toevallig wel een beetje verstand van…’”). En we willen anderen wel corrigeren, maar tegelijkertijd de lieve vrede bewaren (“Bepaalde mensen hier denken blijkbaar dat het normaal is om in de douche een compleet waterballet aan te richten”).
Cornelisse geeft in Taal is zeg maar echt mijn ding talloze voorbeelden van de wijze waarop mensen vaardig weten te laveren tussen de klippen van deze twee drijfveren. Het is dan ook een boek waaruit het aardig citeren is. En zo draagt het wellicht ook nog eens bij aan een aangename sociale sfeer tijdens deze donkere decemberdagen!