Een substantieel deel van de Westerse mensheid kampt met verslaving, angst, depressie of burnout. Een deel van deze populatie kan geholpen worden met het bestaande aanbod van (psychotherapeutische) interventies, maar er blijft altijd een categorie over die hier, zoals dat zo mooi heet, niet van kan profiteren. Psychotherapeuten en onderzoekers zijn dan ook voortdurend op zoek naar nieuwe methoden en interventies.
Eind zeventiger jaren ontwikkelde Jon Kabat-Zinn de Mindfulness Based Stress Reduction training voor patiënten wie de medische wetenschap niets meer te bieden had. In een poging hen dan in ieder geval te helpen in hun acceptatie- en copingproces, greep Kabat-Zinn terug op zijn ervaring met yoga en meditatie en ontwikkelde de achtweekse training die inmiddels door velen is gevolgd. Hij was een kind van zijn tijd. Ooit was meditatie iets wat vooral in kloosters werd beoefend door mensen die de voorkeur gaven aan een teruggetrokken bestaan in dienst van iets hogers. Totdat een Westerse progressieve voorhoede vanaf de zestiger jaren in de leer ging bij goeroe’s in Azië of bij naar het Westen gevluchte monniken.
Vanaf de tachtiger jaren werden meditatietechnieken steeds vaker in psychotherapeutische behandelingen geïntegreerd, wat leidde tot wat tegenwoordig de derde generatie gedragstherapie wordt genoemd (als opvolger van de gedragstherapie en de cognitieve gedragstherapie). Denk bijvoorbeeld aan de Mindfulness Based Cognitive Therapy (MBCT), die speciaal is ontwikkeld voor mensen met terugkerende depressies, de Acceptance and Commitment Therapy (ACT) en de Linehan Training of Dialektische Gedragstherapie (DGT) bedoeld voor mensen met een borderline stoornis, een groep die tot dan toe nauwelijks te helpen leek.
En nu lijkt er een nieuwe ster aan het firmament te verrijzen uit onverwachte hoek: psychedelica. Of eigenlijk moeten we zeggen “herrijzen”, want ook deze ster is zo’n relict uit de hippietijd. Kort na de Tweede Wereldoorlog kwam het onderzoek naar de toepassing van psychedelica op gang, het nam vervolgens een vlucht in de zestiger jaren, maar kwam begin zeventiger jaren abrupt tot stilstand toen deze middelen onder president Nixon in de ban werden gedaan. Er zou een risico zijn op misbruik, ze zouden onveilig zijn en de medische werking zou niet kunnen worden aangetoond. Hier valt wel wat op af te dingen, maar vanaf het moment dat ze illegaal werden verklaard was dat niet meer aan te tonen, er kon immers geen onderzoek meer naar worden gedaan! Een klassieke catch 22.
Desondanks zit het wetenschappelijke onderzoek naar psychedelica de laatste jaren weer in de lift, zoals duidelijk werd op een conferentie die ik begin juni bezocht in Amsterdam (de Interdisciplinary Conference on Psychedelics Research 2016, georganiseerd door Stichting OPEN). Wetenschappers van toonaangevende universiteiten, zoals Prof. Roland Griffiths van Johns Hopkins University, blijken tegenwoordig weer onderzoek te doen naar middelen als psilocybine (het belangrijkste bestanddeel van hallucinogene paddenstoelen), MDMA (beter bekend onder de naam XTC) en DMT (het voornaamste bestanddeel van ayahuasca, een plantaardig middel afkomstig uit het Amazonegebied), en deze lijken verrassend effectief te zijn bij depressie, angst en verslaving, ook bij groepen die niet profiteren van het huidige aanbod.
Net als bijvoorbeeld anti-depressiva lijken deze middelen het meest werkzaam te zijn wanneer ze in een therapeutische context worden aangeboden. Voordat we echter kunnen spreken over een nieuwe stroming, bijvoorbeeld de vierde generatie gedragstherapie, moet er nog heel wat water door de zee – denk aan het overwinnen van vooroordelen (psychedelica zijn bijvoorbeeld niet verslavend) en het vaststellen van regelgeving met betrekking tot de verstrekking en het waarborgen van een veilig gebruik. Maar de onderzoeksresultaten zijn beslist veelbelovend.